
Jurisprudentie
AO0941
Datum uitspraak2003-12-19
Datum gepubliceerd2003-12-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307763/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-12-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200307763/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 3 november 2003, kenmerk 03.010510, heeft verweerder het verzoek van verzoeker om intrekking van de op 5 september 2000 aan [vergunninghouder] verleende vergunning ingevolge de Wet milieubeheer, geweigerd.
Uitspraak
200307763/1.
Datum uitspraak: 19 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2003, kenmerk 03.010510, heeft verweerder het verzoek van verzoeker om intrekking van de op 5 september 2000 aan [vergunninghouder] verleende vergunning ingevolge de Wet milieubeheer, geweigerd.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 22 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 23 november 2003, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 december 2003. Verzoeker is ter zitting bijgestaan door [gemachtigde]. Verweerder is daar vertegenwoordigd door A.C. Cuperus, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Verzoeker heeft verweerder verzocht om met toepassing van de artikelen 8.18 en 8.25 van de Wet milieubeheer de op 5 september 2000 aan [vergunninghouder] verleende milieuvergunning in te trekken. Hij heeft daartoe aangevoerd - kort weergegeven - dat die vergunning niet in werking is getreden omdat nog geen bouwvergunning is verleend en dat er derhalve meer dan drie jaar geen gebruik is gemaakt van de vergunning. Hij stelt een spoedeisend belang te hebben vanwege de mogelijkheid dat er dit jaar weer vuurwerk zal worden opgeslagen en verkocht in de inrichting, hetgeen door [vergunninghouder] ook is aangevraagd. Verder heeft hij aangevoerd dat in strijd met de vergunning zinkactiviteiten worden verricht binnen de inrichting.
2.2. De Voorzitter stelt voorop dat tegen het uitvoeren van activiteiten in strijd met de vergunning, een ieder het bevoegd gezag kan verzoeken om daartegen handhavend op te treden. Verder is er niet gebleken van feiten of omstandigheden die intrekking van de vergunning bij wijze van sanctie voor illegale zinkactiviteiten rechtvaardigen.
2.3. Onbetwist is dat de verkoop van vuurwerk op dit moment niet is toegestaan vanwege belemmeringen van planologische aard. In de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 11 december 2002, reg.nr 01/512, is dit uitdrukkelijk bevestigd. Uit de brief van verweerder van 20 november 2003, waarin afwijzend is gereageerd op het principeverzoek van [partij] om medewerking te verlenen voor de verkoop van vuurwerk, leidt de Voorzitter af dat die belemmeringen niet zullen zijn weggenomen voor de jaarwisseling 2003/2004. [partij] heeft vervolgens op 11 december 2003 verklaard dat hij niet meer voornemens is ter plaatse vuurwerk te verkopen. Blijkens de ter zitting getoonde foto’s wordt de opslagplaats voor vuurwerk thans gebruikt voor andere activiteiten, zodat kan worden betwijfeld of de opslag van vuurwerk voor de komende jaarwisseling feitelijk wel mogelijk is. Ten slotte heeft verweerder ter zitting verklaard dat hij er op zal toezien dat dit jaar geen vuurwerk wordt opgeslagen en verkocht.
2.4. Op grond van het vorenstaande gaat de Voorzitter er van uit dat in de inrichting geen vuurwerkactiviteiten mogen plaatsvinden ten behoeve van de jaarwisseling 2003/2004 en dat het bovendien ook niet aannemelijk is dat dergelijke activiteiten zullen plaatsvinden. Daarom ontbreekt een spoedeisend belang om, in afwachting van de beslissing op het bezwaar van verzoeker, te beoordelen of een voorlopige voorziening dient te worden getroffen vanwege de weigering om de vergunning in te trekken.
2.5. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2003
157.